Così fan tutte verkozen in top 10 Beste Opera’s van 2009
– opera magazine

Waarschijnlijk de productie die het in 2009 het meeste verdiende om meer aandacht te krijgen. Gehinderd door het etiket ‘Academy’ speelde de productie zich in de schaduw af, maar de kwaliteit was bewonderenswaardig hoog. De jonge solisten zongen zeer tekstbewust en acteerden uitstekend en de regie van Jansen was fris en erg muzikaal.

Così fan tutte op het schaakbord
– Guido van Oorschot, (de Volkskrant, juni 2009)

Bebrilde bollebozen in poloshirt. Giebelende tutjes met handtas en snoepneigingen. Zo ziet het studentenmilieu er uit waarin regisseur Elsina Jansen het amoureuze geklungel plaatst van Mozarts opera Così fan tutte. Jansen verleent haar diensten aan de Dutch National Opera Academy, een tweejarige masteropleiding van de conservatoria van Amsterdam en Den Haag die voorbereidt op het mooie maar lastige operavak.

Zangstudenten spelen universiteitsstudenten die de leerschool der liefde doorlopen: het Droste-effect is fraai. Maar vooral valt op dat Elsina Jansen – die in 2005 met John Adams’ opera Nixon in China haar eerste grotezaalproductie presenteerde – er zulk volwassen theater van maakt. Hoofdwerk gaat in deze Così gelijk op met handwerk en dat is nog niet zo makkelijk wanneer je het moet stellen met teer materiaal (jonge zangers) en schaarse rekwisieten (fauteuil, catwalk, parasol).

Jansens uitgangspunt is het schaakbord. Als pionnen immers laten de jeugdige liefdeskoppels Fiordiligi-Guglielmo en Dorabella-Ferrando zich rondschuiven door de ouwe vrijgezel Don Alfonso. Het schaakbord verklaart ook het geblokte zwart-witmotief in de toneelvloer en ligt ten grondslag aan stille manoeuvres die zich voltrekken bij de achterwand. Daar wordt getoverd met horizontale stroken en verticale banen, waardoorheen Tom Verheijen uitgekiende lichtsferen werpt, rossig of kil, al naar gelang de situatie in Napels.

Als het over liefde gaat zijn de vrouwtjes wispelturig en zwak, betoogt Don Alfonso. Dat mag zo wezen, in muzikaal opzicht wordt deze studenten-Così toch gedragen door zangeressen. Althans, door de dames van de eerste cast (er zijn er twee), die donderdagavond voor de première aantrad in het Haagse Lucent Danstheater.

Als goedgebekte operazusjes leken de Amerikaanse sopraan Maribeth Diggle (Fiordiligi) en de Estse mezzo Kai Rüütel (Dorabella) voor elkaar geschapen. In slim geregisseerde aria’s stampvoetten ze koppig, trokken ze sniffend tissues uit, en leek elk gebaar een logische consequentie van de partituur. Als het hulpje Despina bestuurde de Turkse sopraan Aylin Sezer haar fiets iets kittiger dan haar stembanden. De vocaal-theatrale kwaliteiten van de heren volgden op afstand. Natuurlijk ontaardt de komedie in een tragedie. Als fat vermomd flikflooit Guglielmo met Dorabella. Fiordiligi gaat door de knieën voor de opgepimpte Ferrando. Don Alfonso haalt zijn gelijk: zie je wel, zingt hij bij monde van de Franse bas-bariton Florian Bonneau. Zo zijn ze zou allemaal, de meidjes.

Wellicht vanwege die twist in het libretto sprak de operaliefhebber Richard Wagner ooit van een ‘wanstaltige, inhoudsloze tekst’. Van Elsina Jansen krijgt Alfonso echter de pin op de neus. Wanneer alles is gezegd en gedaan en de laatste noot heeft geklonken, neemt ze Alfonso de regie uit handen. In stilte schuifelen de jongelui nog een seconde of tien over het schaakbord, hoekig en verdwaasd. Het avontuur heeft ze beschadigd, te lijmen valt er niets.

Dirigent Henrik Schaefer joeg soms razende tempi door het studentenorkestje dat open en bloot in een toneelhoek zat. En al hakkelde een blazer, ontspoorde een strijker en liep de coördinatie niet altijd gesmeerd, Mozarts muziek kende in elk geval jeugdig vuur.

Jonge Così spettert tot en met
– Jordi Kooiman, Operamagazine (2009)

Het gebeurt niet vaak, maar soms heb je van die avonden dat de superlatieven voortdurend door je hoofd zoemen. De spetterende opvoering van Così fan tutte door de Dutch National Opera Academy gisteravond (1/7) was er zo eentje. Zelfs in semiscenische setting en zonder boventiteling overtuigde de productie voor honderd procent.

Na vorige week in het Lucent Danstheater in Den Haag te hebben gestaan, verkaste de Dutch National Opera Academy (DNOA) gisteren naar de Bernhard Haitinkzaal van het Conservatorium van Amsterdam voor twee laatste voorstellingen. De zaal bood geen gelegenheid de regie van Elsina Jansen volledig aangekleed uit te voeren. Ook een boventiteling ontbrak. Maar ach, geen mens had er erg in.Of nou ja, door de afwezigheid van vertaling kwamen sommige passages – vooral recitatieven – minder uit de verf voor hen die het libretto niet heel goed kenden (de meesten waarschijnlijk). Maar aan de andere kant: de acteerkunsten van de cast waren van zo’n hoog niveau, dat het verhaal zelfs tot de verbeelding van de allerlekerigste leek zou hebben gesproken.

In Jansens versie waren de personages uit Mozarts verhaal studenten. Een jasje op maat voor de cast, aangezien DNOA een masteropleiding is en de zangers dus inderdaad studenten. De regisseur reikte hen een grappige en zeer muzikale regie aan. Haar talrijke treffende gebaartjes en details sloten haarfijn aan op de partituur. Om een voorbeeld te noemen: de zogenaamd vergiftigde Ferrando en Guglielmo werden door de als dokter verkleedde Despina niet met magische krachten gered, maar gereanimeerd met twee strijkijzers. Een scène die fantastisch gebruik maakte van Mozarts muziek.

De toneelvaardigheden van de solisten kleurden deze regie bekwaam in. Ze wisten stuk voor stuk zeer precies hun karakter en gevoelens over te brengen en hanteerden de tekst op zo’n natuurlijke manier, dat er echt gecommuniceerd werd op het toneel. Ik weet niet wat ze bij DNOA met hun studenten doen, maar dat ze een potje kunnen acteren, is wel duidelijk. De zangers combineerden dat wervelende werk met prima muzikale prestaties. Florian Bonneau (Alfonso) had iets meer autoriteit in zijn stem kunnen leggen – misschien was hij te veel bas voor zijn rol – maar hij was wel de wijsneus die hij moest zijn. Elmar Gilbertsson (Ferrando) zong met ontroerend kalme tenor: een licht vibrerende klank, een klank van zijde. Hiermee was hij geknipt voor de rol van de naïeve Ferrando en kon hij ook innemend mooi de bekende aria Un aura amorosa zingen. Zijn makker Zhenhua Chang (Guglielmo) was eerst en vooral een knotsgekke komiek. Maar hij beschikte ook over een stabiele, lichte bariton, waarmee hij zijn rol naar behoren zong. Aylin Sezer (Despina) was eveneens grappig in haar acteren. Een sprankelende actrice met een zeer begaafde stem. Je zou niet denken dat je naar een twintiger zat te luisteren. Dat dacht je evenmin bij Kai Rüütel (Dorabella). Wát een kast vol klank! Als zij zong voelde het als een warme massage na een dag hard werken. Maribeth Diggle (Fioriligi) tot slot liet zien dat met haar stem iedere gemoedstoestand kon beschrijven. Soms deed ze vocaal dingen waarvan je wel drie keer met je oren moest klapperen; zoals haar dotten van hoge noten.

Niet dat alles honderd procent kloppend was. In de finales waren de heren vaak te zacht en de dames hadden hun coloraturen niet onder de knie. Maar de stemmen waren zo rijk en de performance was zo compleet en echt, dat de voorstelling wél honderd procent overtuigend was. Het ensemble was daarbij een uitstekende steun in de rug. En meer dan dat. Hoewel het klein was, was het prima uitgebalanceerd, zodat het klonk alsof er een vol orkest zat te spelen. Bovendien toverde het onder leiding van Henrik Schaefer prachtige sferen tevoorschijn, met dank aan onder andere de hoogstaande eerste violiste Merel Junge en de heerlijke clavecimbist Peter Nilsson.

Om deze positieve tirade samen te vatten: vandaag (2/7) is de productie nog eenmaal te zien in het conservatoriumgebouw en hoewel dan cast B optreedt, raad ik iedereen aan te gaan kijken. Als cast A de standaard is van wat DNOA kan presteren, mag u dit niet missen.